Peter Moerkamp
Tijdens mijn werkzame leven heb ik het vak filosofie gedoceerd op het St. Bonifatiuscollege in Utrecht.
Sinds twee jaar verblijf ik in de rust van wat ik ‘met pensioen’ mag noemen.
Volgens Plato is de verwondering het begin van de filosofie. Bijvoorbeeld verwondering over de verschijnselen en vanzelfsprekendheden in de wereld. De wereld en het leven van de mens zitten vol vanzelfsprekendheden, maar wie er langer bij stilstaat, ziet de verschillen en nuances. Zo ook bij het onderwerp van deze lezing: ‘de grens’.
Grenzen zijn overal. Landen zijn begrensd. Er zijn taalgrenzen, culturele grenzen, wetenschappen zijn begrensd, de dingen hebben hun grenzen van vorm en materie. Ook de mens zelf heeft zijn grenzen, zichtbaar of onzichtbaar, in onze vermogens en vaardigheden. Zo is ook de levensduur van de mens begrensd.
Met de grens of begrenzing staat de mens in een permanente wisselwerking. De mens stuit op grenzen, loopt er tegen aan, projecteert denkbeeldige grenzen in de werkelijkheid, maakt feitelijke grenzen, sjort aan grenzen en wil soms over grenzen heen of juist niet, grenzen beschermen, maar kunnen ook agressie uitlokken. De grens is er altijd.
Ik wil aan de hand van een citaat van Cornelis Verhoeven, voormalig hoogleraar antieke filosofie aan de Universiteit van Amsterdam, komen tot een filosofische doordenking van het begrip ‘grens’. Bij deze mijmering over het begrip ‘grens’ maak ik verder in mijn betoog gebruik van flitsen van manieren van denken, die zijn geïnspireerd door de filosofen Plato, Heidegger, van Melsen en Hegel. De vraagstelling draait om de betekenis, die het begrip ‘grens’ in het algemeen en in het bijzonder voor de mens zelf heeft.